29/sep/14

Mijn god vergeten nu, nu.

Ik huppel, huppel,
val, val over mijn ik, ik en,
en mijn denken, denken;
wordt, wordt; voelen, voelen;
mijn ratio, ratio, doet, doet me;
niets, niets.
Ik zou willen, willen; rennen, rennen.
Naar, naar jou, jou.
Zou je er zijn, zijn;
zou je?
Mijn god zou je?
Ver, ver, vergezichten maar, maar;
dichter, dichter, dichtbij.
Je sluit, sluit me in je armen, armen.
En ik voel mijn verleden, mijn nu;
mijn god vergeten nu, nu.


Reacties