04/nov/13

Zijn zijn.

Het zon licht schijnt,
schijnt helder,
helder.
Een lege kamer,
leeg.
Een man, een vrouw zitten tegenover elkaar.
Haar ogen gesloten.
Een lichte trilling op haar oogleden.
Ze zwijgen,
zwijgen.
In de stilte heerst een orkaan.
Hij legt zijn hand op de hare.
Ze opent haar ogen; blauw,
blauw.
Een traan in haar ogen.
Traan.
Hij glimlacht flauwtjes en voelt,
voelt haar verleden,
haar nu en haar toekomst.
Begrijpt dat hij niet kan,
kan,
kan en toch,
toch is hij de enige;
de enige omdat hij voelt,
voelt haar zijn zijn…


Reacties